Anti-pestbeleid & conflicthantering

Dat kinderen ruzie maken met elkaar is heel normaal. Ruzie verbieden om zo pesten te voorkomen werkt niet. Ruzie maken helpt kinderen om sociale vaardigheden te ontwikkelen. Terwijl kinderen ruzie maken, zoeken ze hun positie in de samenleving. Er moet dus nog een zone overblijven waarin ze kunnen plagen en ruzie maken. Maar het kan niet de bedoeling zijn dat ze elkaar zwaar kwetsen. Ruzies en plagerijen maken sterk, pesten doet echt pijn!

Pesterijen zijn niet alleen moeilijk op te sporen, maar ook complex en ondoorzichtig. Als leerkrachten pestkoppen op heterdaad betrappen, moeten ze kordaat ingrijpen. Pestgedrag moet onmiddellijk worden afgekeurd. Maar vooral: leerkrachten en leerlingen moeten erover praten en een oplossing zoeken voor de gepeste en de pestkop. Het is belangrijk om méér te doen dan alleen maar het brandje te blussen.

De individuele aanpak van een pestprobleem moet ingebed zijn in de pestacties op klas- en schoolniveau. Hoe duidelijker de aanpak voor iedereen, hoe meer kans op succes.

Hoe proberen we pesten te voorkomen?

Gevoelens en behoeften

Om een probleem of zorg kenbaar te maken, moet je eerst je eigen gevoelens en behoeften leren kennen. Hoe voel ik me in een bepaalde situatie? Wat doet een opmerking met mij? Waar heb ik nood aan?

Om deze gevoelens en behoeften de juiste erkenning en taal te geven, beginnen we reeds bij de jongste telgen van de kleuterschool met het aanleren van de vier basisgevoelens: blij, boos, bang en verdrietig. Deze worden uitgebreid in de lagere school, samen met het bespreken en (h)erkennen van behoeften. Bijvoorbeeld de behoefte hebben aan stilte tijdens het maken van een toets. Of nood hebben aan duidelijkheid bij een complexe opdracht. Of nood hebben aan vrijheid tot experimenteren om zelf tot een oplossing te komen. 

In de lagere school worden de gevoelens en behoeften vanuit de godsdienstmethode dieper aangesneden. Hierbij wordt de geweldloze communicatie (spreken als een giraf of jakhals) gecombineerd.

Cirkelen in de klas

Door regelmatig te werken met de methodiek van de proactieve cirkel werken we aan verbondenheid en een positieve klassfeer. Het is een vorm van klasgesprek waarbij iedereen leert om aandachtig en respectvol te luisteren naar elkaar. Leerlingen leren spreken in een positieve taal. Doordat iedereen aan bod komt, krijgt elke leerling de kans om over een bepaald onderwerp iets te zeggen. We oefenen dit van 2,5 jaar tot 12 jaar.

Het is een gesprek met meerdere deelnemers, geleid door een moderator (meestal de klasleerkracht).

  • De cirkel wordt proactief ingezet, vooraleer er problemen zijn of er moeilijke onderwerpen dienen besproken te worden.
  • De deelnemers zitten in een cirkel, waarbij ieder een gelijkwaardige positie heeft en gelijke aandacht en tijd krijgt.
  • Doordat iedereen elkaar kan zien, niemand zich kan verbergen, en het proces steeds verloopt volgens een aantal principes/afspraken, geeft dit vertrouwen en veiligheid.
  • De uitkomst van de proactieve cirkel is ieders verantwoordelijkheid, iedereen komt aan bod. 
  • Zoals het woord proactief zegt, wordt deze methodiek gebruikt vóóraleer er problemen zijn, vooraleer we complexe onderwerpen aansnijden.
  • Een proactieve cirkel werkt niet voor het bespreken van problemen, zoals bijvoorbeeld een pestprobleem in de klas. Wel is het zo dat wanneer leerlingen eenmaal vertrouwd zijn met proactieve cirkels, de overstap naar bijvoorbeeld een herstelcirkel met een moeilijk thema makkelijker zal zijn. 

Rots en water

Rots en Water is een psycho-fysieke training. Dat wil zeggen dat er via het lichaam gewerkt wordt aan persoonsgerichte vaardigheden. Daarbij beogen we drie grote peilers: zelfreflectie, zelfvertrouwen en zelfbeheersing. Kinderen moeten leren sterk te staan (ROTS) maar ook soepel en flexibel te zijn (WATER). In 'Rots en Water' gaan we van doen over denken naar praten, niet omgekeerd.

We werken in de eerste plaats aan een 'veilige' omgeving. Pas als een kind zich veilig voelt in de groep kan het tot leren komen. Vervolgens komt ook assertiviteit aan bod en worden sociale vaardigheden geoefend. Door middel van spelletjes en gerichte bewegingsopdrachten, ervaren de kinderen het belang van zelfvertrouwen, zelfreflectie of zelfbeheersing. Die ervaringen nemen we spelenderwijs mee naar een volgend level: het mentale. Bij de oudere kinderen komt daar nog een level bij: het sociale.

Deze sessies worden gegeven door een professionele Rots en Water trainer, nl. Ben De Bruyn. De lessenreeks bestaat uit ongeveer 10 sessies die gegeven worden per 10 à 15 leerlingen van dezelfde klas. Elk kind doorloopt in zijn of haar schoolloopbaan op SJB het Rots en Water traject. We zorgen ook voor een aantal lessen ter opfrissing of kunnen extra inzetten bij groepen waarbij dit nodig zou zijn.

Kindcontacten

Naast de vele informele contacten, organiseert de lagere school ook gestructureerde formele contacten tussen de klasleerkracht en de individuele leerling. Deze kindcontacten vinden vijf keer per schooljaar plaats en worden voorbereid op basis van het IK-rapport.

We werken in alle leerjaren met een IK-rapport. Dit rapport vervangt het vroegere attituderapport. Op het IK-rapport worden persoonsgebonden doelen geëvalueerd door de leerling én leerkracht. Tijdens het kindcontact wordt het groeiproces samen met de leerling besproken.

Wat kan je doen als je kind gepest wordt?

Welke aanpak gebruikt de school?

Naast onze preventieve aanpak om het aantal pestgevallen te doen dalen, werken we ook met de No Blame-methode als het pesten niet stopt. In samenspraak met de zorgcoördinator wordt eerst zelf de situatie in kaart (vb.: wie is de gepeste, waarover gaat het, wie is de pestkop, wie is de middengroep, is de klas of groep op de hoogte) gebracht. Dit is een probleemoplossende methode waarbij kinderen verantwoordelijkheden krijgen en er wordt gewerkt aan het empathisch vermogen. Het doel van deze methode is dat het pesten stopt en het negatieve gevoel van het slachtoffer wordt weggenomen of verminderd.

Stap 1: we houden een gesprek met de gepeste leerling

We vragen informatie over wat er aan de hand is zonder ons te verliezen in details: hoe beleeft de gepeste leerling die moeilijke situaties? We leggen uit hoe we de situatie zullen aanpakken, dat niemand gestraft wordt en vragen de toelating om onze aanpak ook effectief uit te voeren. We bespreken samen wie de overleggroep vormt. We overleggen wat we mogen vertellen in de groep. We vragen eventueel naar een verhaal of een tekening die het gevoel van de gepeste leerling het best uitdrukt. We laten weten hoe en wanneer we bereikbaar zijn.

Stap 2: we roepen de groep samen

We spreken de pester(s), leerlingen uit het middenveld en vrienden en/of positief ingestelde klasgenoten aan. De gepeste leerling maakt geen deel uit van de overleggroep.

Stap 3: we leggen het probleem uit

We vertellen aan de groep dat we een probleem hebben. We gebruiken eventueel het verhaal of de tekening als illustratie. We beschuldigen niemand. We maken wel duidelijk dat het probleem moet opgelost worden.

Stap 4: we delen de verantwoordelijkheid

We zorgen dat het voor iedereen duidelijk en zeker is dat er niet zal gestraft worden. We vragen elk groepslid na te denken over hoe hij of zij kan bijdragen tot de oplossing. Zij hebben het meeste contact met de gepeste leerling en zijn dan ook het best geplaatst om het pesten te stoppen.

Stap 5: we vragen de groep naar hun voorstellen

Alle positieve voorstellen worden aanvaard. Ook ‘niets meer doen’ is alvast een goed antwoord. We vragen door over hoe ze hun voorstellen concreet zullen uitvoeren. We vragen om ‘ik-taal‘ te gebruiken: niet wij zullen iets doen maar ‘ik zal het zus of zo doen’. Eventueel kunnen de concrete voorstellen op papier gezet worden.

Stap 6: we laten de verantwoordelijkheid bij de groep

Zij alleen kunnen het probleem oplossen. We bedanken hen en geven ze op een duidelijke manier vertrouwen. We laten hen ook weten dat we over één week met elk van hen individueel zullen spreken. We zorgen ervoor dat ze weten hoe en wanneer we bereikbaar zijn.

Stap 7: we houden na één week individuele, korte gesprekken met alle betrokkenen

We laten elk groepslid afzonderlijk vertellen over zijn/haar bijdrage. We gebruiken hiervoor vragen zoals: ‘hoe is het nu?’, ‘is het pesten gestopt?’,’ ben jij tevreden?’. Indien de gepeste leerling niet echt tevreden is over het resultaat, bespreken we samen met hem/haar nieuwe doelen. Hierbij is het denkbaar dat met dezelfde groep de procedure (deels) hernomen wordt. Evenzeer is het denkbaar dat een nieuwe groep wordt samengesteld.